Series: |
Schoolplaten voor de vaderlandse geschiedenis |
---|---|
Timeframe: |
Towns and states |
Scene of action: |
Den Haag |
Illustrator: |
|
Publisher: |
J.B. Wolters Groningen |
Year of publication: |
1968 circa |
Themes: |
Uit de handleiding 1969: Wie de titel oppervlakkig beschouwt, zal misschien dat woord sprookspreker omhangen met een waas van romantiek. Maar dat geldt niet (meer) voor de tijd waarin deze plaat ons verplaatst. De veertiende eeuw is de eeuw waarin de opkomende steden zich van hun macht bewust worden; de eeuw van de twisten tussen landsheren en steden ener- en een feodale adelspartij anderzijds die deze landen op de rand van de afgrond brachten. Eens waren de minstrelen de zangers van het middeleeuwse hoofse levenslied. In de veertiende-eeuwse samenleving moet de ‘hovescede’plaats maken voor het burgelijke verlangen naar lering. De minstrelen dalen af tot straatzangers en muzikanten op marktpleinen het publiek vermaken. Hun plaats aan de hoven wordt dan ingenomen door de sprooksprekers die ‘ghedichten segggen’of ‘sproken spreken’tot lering en vermaak. Het eerste het meest. Het tafereel Sprooksprekers in de Ridderzaal is door de heer Isings gegroepeerd rondom de bruiloft van hertog-graaf Albrecht van Beyeren met Margriet des graven Adolfs dochter van Kleve. De bruiloft werd in de feestzaal van het Haagse Hof gevierd. De gebeurtenis van 1394, die het tafereel schildert, mag alleen het waarschijnlijke van dat tijdstip afbeelden. De uiterst kostbare glazenierskunst behoorde nog tot de zeldzaamheden. Wanneer de grote zaal tot feestelijke maaltijden werd ingericht, stond de hoge tafel, waarschijnlijk voor de dubbele haard. De kledij der vorsten en gasten heeft enige beschrijving nodig. Het is april en het voorjaar kan guur zijn. De grote ruimte is moeilijk om te verwarmen met het vuur van de houtblokken onder de schouw. Ons voorgeslacht ging ook binnenshuis warm gekleed. De meeste gewaden zijn met bond gevoerd en omzoomd. De hertog–graaf draagt de wijde, vorstelijke genanche, een opperkleed dat als een herautenmantel gevormd is en met hermelijn gevoerd en gekraagd is. De hertogin-bruid is gekleed in goudbrokkat met hermelijn. Zo is ook haar mantel, die bij de schouders door gouden knopen, die met gouddraadsnoeren verbonden zijn, wordt gedragen. Op haar kapsel draagt zij de hertogskroon. De hertog draagt de hermelijnen hertogsmuts. Twee gasten zitten aan de hoge tafel. Voorraan de deken van het kapittel, die als priester aan het hof verbonden is. Aan de andere zijde van de tafel zit de aanzienlijke heer van Arkel,de tresorier. Achter de priester staat ‘de ridder van myns heren live’, die men thans adjudant-generaal zou noemen. Aan de andere zijde van het afhangende kleed staat ‘de meester cnaep’. Hij stond blijkbaar aan het hoofd van al datgene wat direct of indirect met ’s graven tafel in verband stond. De ‘meester-ridder’in grijze, met zwart bont omzoomde mantel en rode chaperon, staat aan de voet van de estrade. Zijn witte staf wijst zijn waardigheid aan als ‘oppermaarschalk en opperceremoniemeester’. Ter zijde van de heer van Arkel is een beambte te zien, voor wie wij geen naam hebben. Op dit feest is Willem van Hillegaersberghe als sprookspreker de hoofdpersoon. Hij is daarom zo in beeld geplaatst, dat de poort van de afsluiting naar de voorhal hem omlijst en doet uitkomen tegen de donkere betimmering. Willem staat met zijn dichtbundel achteraf; een jonge edelman staat voor de lectrijn en draagt voor uit wat hij in losse vellen voor zich heeft. Zijn muzikaal begeleider, die op de ‘ghitaerne’ tokkelt, is een muzikant uit Saksen. Een vedelaar (violist) van de hertog van Oostenrijk staat achter de Sakser. Op de voorgrond, zittend op de onderste trede van de estrade, zit een onaanzienlijk manneke. Het is ‘Heynken mitten stelt’ een steltendanser.